Peggy Brandon, kwartiermaker van het Nationaal Slavernijmuseum, vertelt haar verhaal over de slavernij, over Keti Koti, en waarom die dag voor haar belangrijk is. Ze is druk bezig met het toekomstige museum.
“Het is tijd om het échte verhaal te vertellen.” 5 vragen aan haar.
Op 1 juli herdenken en vieren we in onze stad de afschaffing van de slavernij. Wat betekent deze dag, Keti Koti, voor jou?
“Voor mij is het een soort Koningsdag. Een heerlijk feest! Als ik erheen fiets, word ik heel blij van al die mensen met prachtige kleding aan. Al die prachtige stoffen. Het is feestelijk, maar ook traditioneel en ceremonieel. Ik houd daarvan. Je drukt er iets mee uit, het laat zien dat je je geschiedenis kent en eert.
Mensen op het Leidseplein, vlak bij waar ik woon, riepen vorig jaar naar me: “O ja, die dag is er weer! Je ziet er zó mooi uit!” Dat maakt me ontzettend vrolijk. Het geeft erkenning voor wie je bent. Het is een dag van erbij horen, van samen zijn. Het gevoel dat je gewenst bent. Dat is hard nodig.
Wat je vaak merkt als persoon van kleur is dat mensen naar je kijken met zoiets van: jij hoort hier eigenlijk niet. Wat doe je hier? Dat is een heel akelig gevoel. Raar toch? Want ik ben geboren in Suriname, dat toen nog bij Nederland hoorde. Daarbij, ik werk hier, ik betaal belasting, ik doe mee.
Nederland heeft met veel landen een lange relatie, gewoon, omdat ze overal naartoe gingen en dan zeiden: dit is van ons. Maar als we van hen zijn, dan is het ook ‘ons’. Dan zijn we dus van elkaar. Door de koloniën, maar ook door de slavernij. Nederlanders hebben ons gekocht en daarnaartoe gebracht. Zij hebben ons ook van hen gemaakt.
Met Keti Koti vieren we dat de hiërarchische verhoudingen zijn afgeschaft en dat we bij elkaar horen, dat we állemaal nazaten zijn, wit of zwart, dat maakt niet uit. Het officiële gedeelte is dit jaar extra betekenisvol omdat de koning zal spreken.”
We vieren dit jaar dat de slavernij 150 jaar geleden werd afgeschaft. De officiële afschaffing is 160 jaar geleden. Het ging nog 10 jaar door?
“Ja en nee. De slavernij werd in 1863 afgeschaft, maar gedwongen arbeid in Suriname ging nog 10 jaar door. De voormalig slaafgemaakten mochten niet weg. Ze werkten nog gewoon voor degenen die hen met zweepslagen hadden behandeld. Je kreeg wat geld, maar wat kon je? Je had geen toegang tot producten, geen mensen om je heen. In de slavernij kon je geen familie opbouwen, vriendschappen mochten niet. Je kon elke dag naar een andere plantage gebracht worden. Ze hadden nauwelijks een netwerk.
Op de Antillen kwam een ander systeem, een soort herendiensten. Je was weliswaar vrij, maar je had niets opgebouwd. Je had nooit leren lezen en schrijven, dat mocht niet, je had geen geld, zelfs de kleding die je aanhad was niet van jou. De meeste mensen bleven in het huisje wonen waar ze ook als slaafgemaakten woonden. En bleven hetzelfde werk doen.
De ontwrichting door de slavernij is enorm. Het was een misdadig systeem dat heel veel leed heeft gebracht en doorwerkt tot de dag van vandaag. Er zitten veel aspecten aan die we nog steeds niet goed weten, simpelweg omdat we er nu pas over praten, het nu pas onderzoeken. Dat is vreemd. Er was een lange stilte. De tijd is gekomen om deze stilte te verbreken.”
Heb jij ook een eigen familieverhaal over de slavernij?
“Mijn grootmoeder van moeders zijde is een kind van vrijgemaakte slaven. Zo dichtbij is het. Mijn grootmoeder ging met haar 7 kinderen vaak terug naar de plantage om haar kinderen het te laten zien.
Mijn grootmoeder sprak nooit over de slavernij in relatie tot ons gezin. Ze vertelde wel de bekende verhalen, zoals over mevrouw Du Plessis, een vrouwelijke slaveneigenaar. Wrede verhalen die iedereen kent. De boodschap: witte mensen waren de baas. Zij hadden het voor het zeggen. Ze martelen, doden, willekeurig. We kwamen uit een heel nederige positie.
Ik zag in Nederland vaak Surinaamse mensen naar de grond kijken, ze durfden dan mensen niet aan te kijken. Toen ik als 6-jarig meisje voor het eerst in Suriname kwam, zei ik: ‘Mama, alle mensen lopen hier rechtop!’”
![]() |
Peggy Brandon |
Je bent 1 van de 3 kwartiermakers van het toekomstige Nationaal Slavernijmuseum, de kwartiermaker ‘museaal’. Waarom dit museum, waarom in Amsterdam?
“De vrijheidsproclamatie van 1863 was nog maar het begin. Er staat: u bent nu vrij, maar u moet gehoorzaam blijven aan uw voormalige meesters. Toen kregen we die lange stilte. Er was vrijwel geen aandacht voor de slavernij, ook niet in het onderwijs. Premier Rutte heeft onlangs de stilte verbroken met nationale excuses die hij op 19 december 2022 uitsprak. Ik had het niet verwacht.
We gaan verder. Er zijn geen daders of slachtoffers aan te wijzen. We leven in het nu. Maar het is goed om te weten waarom we ons op een bepaalde manier tot elkaar verhouden. Welke beelden in ons hoofd zitten. Sterke, hardnekkige beelden die soms leiden tot ongelijkheid. Dat is niet per se vanuit een slechte intentie. Maar het is goed als we weten waar het vandaan komt.
Het slavernijmuseum komt in Amsterdam, want hier was een burgerinitiatief. Amsterdamse burgers zeiden: wij willen dit. Een motie in de gemeenteraad in 2017 kreeg brede steun.
We zijn met honderden mensen in gesprek gegaan. Ook op de Caribisch-Nederlandse eilanden en in Suriname spraken we met veel mensen, op de pleinen, bij mensen thuis. We hoorden: ‘Laat ook de pijn zien. Vertel het échte verhaal. Zoals over het zwepen bijvoorbeeld. Mensen moeten het ook voelen.’
Waar het eigenlijk over gaat, is dat mensen vragen om erkenning en begrip. Hoe laat je dat zien? Naast de pijn laten we ook de kracht van mensen zien, de skills, de vaardigheden. De weerbaarheid.
Dan speelt de vraag: over wie precies moet het gaan? Ik zeg: iedereen heeft recht op de erkenning van zijn verhaal. Het gaat ook om het grote geheel. Het verhaal dat we gaan vertellen, moet evenwichtig zijn.”
Je hebt veel kennis over het onderwerp en een breed netwerk in zowel de gemeenschappen als in de wereld van de cultuur. Wat is je eigen drijfveer om dit te doen?
“Het komt allemaal door mijn oma. Mijn overgrootouders hebben destijds de plantage waarop ze werkten, overgenomen. Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in de geschiedenis van mijn familie en van mijn land. In de jaren 90 heb ik mijn oma geholpen met verhuizen, zij was toen 95. Ik kreeg van haar een hoofddoek van mijn overgrootmoeder die 85 jaar in de kast had gelegen. Ze had ’m nooit gedragen. Het ging over een deel van de geschiedenis waar ze niet graag over sprak.
Ik gun deze stad een prachtig slavernijmuseum waarin mensen centraal staan. Een museum dat het grote verhaal vertelt, met alles wat daarbij hoort. Het is heel bijzonder om dit museum zo van de grond af aan op te bouwen.”
Amsterdam en de slavenhandel
Amsterdam was 3 eeuwen lang betrokken bij slavenhandel en slavernij. Regenten zaten in het bestuur van de West-Indische en de Verenigde Oost-Indische compagnie. Kooplieden voeren naar Curaçao, Suriname, India en Indonesië en verhandelden tot slaaf gemaakte mensen.
In 2021 bood burgemeester Femke Halsema namens het stadsbestuur excuses aan voor de betrokkenheid van het toenmalige stadsbestuur bij de wereldwijde slavenhandel en slavernij.
U kunt gratis het boekje ‘Amsterdam en het slavernijverleden’ lezen op amsterdam.nl/slavernijverleden.
Meer weten
Nationaal Slavernijmuseum
Bron:
Nieuwsbrief gemeente Amsterdam 22-06-2022 Interview Peggy Brandon
/
Reacties
Een reactie posten