Vernon Chatlein: ‘Mijn moeders overgrootmoeder was een tot slaaf gemaakte die haar vrijheid kocht’
Vernon Chatlein in zijn studio in Almere. 📷 Fien van der Spek |
Wie zijn de mensen die de geschiedenis van de slavernij levend houden? Trouw interviewt een percussionist, een onderwijzer en twee onderzoekers.
In zijn studio in Almere haalt percussionist en onderzoeker Vernon Chatlein een benta van de muur. Het instrument bestaat uit een in een boog gekromde tak en een plastic lint. Chatlein laat zien hoe je erop speelt: door de snaar aan ene uiteinde van de boog tussen zijn lippen te houden, maakt hij een klankkast van zijn mond. Met een dunne bamboestok tikt hij aan het andere eind van de boog tegen het lint. Er ontstaat een suizend, ritmisch geluid. “Helend”, omschrijft Chatlein het spelen op de benta. “Zo gezellig, zo sereen ook.”
Chatlein speelt in De Lieve Jongens Band van rapper Snelle en is dit jaar curator op North Sea Jazz Festival. Hij laat zich in zijn solowerk inspireren door de Afro-Curaçaose muziek en cultuur. Tijdens de pandemie verbleef hij op het eiland en deed onderzoek naar muzik di zumbi, een genre dat terugvoert op de tot slaaf gemaakte Afrikanen die naar Curaçao werden gebracht en waar de benta ook een grote rol in speelt. In een theaterstuk en met zijn band Chatlein i su Zumbi onderzoekt hij dat muzikale erfgoed.
Zijn nieuwe soloalbum Imershón vormde de ‘culminatie’ van al zijn onderzoek van de afgelopen jaren. Hij wil graag dat meer mensen de muziek leren waarderen. “Er is een keuze gemaakt om alles wat met de slavernij te maken had achter ons te laten. Er is veel schaamte en pijn.”
Muziek raakt iedereen
Chatlein wil daar iets tegenover zetten. “Wat hadden we, waarop moeten we als Afro-Curaçaoënaars bouwen? Mijn moeders overgrootmoeder was een tot slaaf gemaakte die haar vrijheid kocht. Dat is zo dichtbij!”
Praten over het verleden doen anderen al. “Er wordt al heel veel op academisch niveau over het verleden gesproken, maar je kan de massa beter bereiken via kunst. Anders komt de informatie niet terecht bij de mensen om wie het gaat. Our people, they want to be entertained. Ze willen dansen en lachen. Dus ik maak liever edutainment, dat je ondertussen ook wat leert.”
Muzik di zumbi is een ritmisch genre. Behalve de benta wordt ook de wiri, een soort ijzeren rasp gebruikt, samen met de triangel en de matrimonial, een slaginstrument bestaande uit een houten plank met daarop aangebrachte metalen schijfjes. “Deze muziek raakt iedereen, juist omdat het zo simpel is. Het is óér. We worden niet geboren met de kennis hoe je een basgitaar moet bespelen. Maar ergens op slaan, dat kun je.”
Bijzonder archief
Chatlein ontdekte tijdens zijn verblijf op Curaçao de zogenaamde Zikinza-collectie, een verzameling van 1400 opnames van Afro-Curaçaose liederen, anekdotes en verhalen. Ze zijn vanaf de jaren vijftig gemaakt door de Venlose pater Paul Brenneker. “Hij was echt verliefd op Curaçao. Als een soort amateur-antropoloog ging hij van deur tot deur om opnames te maken.”
Het was niet gemakkelijk. “Pater Brenneker was heel dedicated to the culture and the cause. Maar ja, hij bleef wel een witte Nederlander met z’n gebroken Papiamentu.”
Beter ging het toen Brenneker zich liet vergezellen door de Afro-Curaçaose dichter, schrijver en kunstenaar Elis Juliana. Uiteindelijk zouden 267 informanten aan de opnamen meewerken.
Verboden muziek
De Zikinza-archieven zijn een uitzondering, want veel is er niet bekend over muzik di zumbi. Daar mag van Chatlein wel verandering in komen. “Vroeger had je de band Issoko die het genre populair maakte. Zij zijn al wat ouder nu. Het zou tof zijn als zij als een soort kennisinstituut zouden kunnen functioneren.”
Op de plantage was veel muziek verboden: te opzwepend, vonden de opzichters. Wie bijvoorbeeld de tambútrommel bespeelde, nam dus een risico. Toch is Chatlein voorzichtig met de term verzetsmuziek. “Als we alle muziek verzet noemen, betekent dat dat het wéér wordt gezien in relatie tot de onderdrukker. Ik zie muzik di zumbi liever als iets wat de mensen maakten als ze onder elkaar waren, als ze even een moment hadden om zich verbonden te voelen met waar ze vandaan kwamen.”
Meer info:
Waar zijn de zwarte helden, vraagt Miguel Heilbron zich af
![]() |
Miguel Heilbron. 📸 Maartje Geels |
Als kind verbaasde Miguel Heilbron (40) zich al over wat hij op de basis- en middelbare school in geschiedenislessen leerde. Of vooral eigenlijk over wat hij niet leerde. Bijvoorbeeld over witte ‘zeehelden’ die naar Suriname, het land van zijn ouders, kwamen. Thuis vertelden Heilbrons ouders juist over zwarte helden die in dezelfde periode het verzet organiseerden tegen het slavernijregime. Zoals opstandelingenleiders Tula, Boni en Toussaint Louverture.
Op de school van zijn eigen kinderen zag Heilbron dat er jaren later nog steeds veel verhalen leken te ontbreken. “Aan de muur in een lokaal van de basisschool zag ik een poster hangen met de tien tijdvakken uit het Nederlandse geschiedenisonderwijs. Ik raakte in gesprek met de schoolleiders en vroeg waarom er alleen maar Europese geschiedenis te zien was. Waarom krijgen andere perspectieven niet meer aandacht?”
Rijkere geschiedenislessen
Nu hangt er in menig klaslokaal in Nederland een poster met tien aangepaste tijdvakken waarop ook andere belangrijke historische personen en gebeurtenissen worden genoemd. En hierop volgde ook een boekje 10 keer meer geschiedenis, met nog meer materiaal dat leraren kunnen gebruiken om hun lessen te verrijken.
De poster en het boekje zijn uitgegeven en verspreid door The Black Archives en Fawaka WereldBurgerschap, initiatieven van Heilbron en anderen, waarmee hij onder meer hoopt bij te dragen aan rijkere geschiedenislessen op school.
Tijdvak 5, de ‘tijd van ontdekkers en hervormers’ in de 16de eeuw, wordt op de poster bijvoorbeeld de ‘tijd van explosieve uitwisseling’ genoemd. Want de ontdekkingen gingen gepaard met wereldwijde uitwisseling van mensen, dieren, planten en meer. “Het is goed om te weten dat Nederland zo’n rijk land is geworden, omdat de overheid, Nederlandse families, banken en bedrijven honderden jaren veel geld hebben verdiend met handel uit gekoloniseerde gebieden.”
Superieur en inferieur
Volgens Heilbron helpt meer kennis over het verleden om gesprekken over racisme en uitsluiting makkelijker te maken. “Honderden jaren lang zijn er racistische denkbeelden gepropageerd over dat witte mensen superieur zouden zijn en zwarte mensen inferieur. Als je dat weet, snap je ook beter hoe die erfenis tot vandaag de dag door kan werken en dat er nog steeds ongelijkheid is.”
Heilbrons organisatie Fawaka WereldBurgerschap biedt leraren ook een leergang aan waarbij ze bijscholing krijgen over hoe ze discriminatie en racisme in het onderwijs kunnen tegengaan. “Voor sommige leraren is dat echt een eyeopener. Eén oud-deelnemer zei dat hij het een heftige cursus vond, omdat het zo confronterend was. Hij was zich meer bewust van alle voorbeelden van racisme en uitsluiting die hij in zijn eigen omgeving zag. Dat is goed, want dat maakt het bespreekbaar maken ook makkelijker.”
Lespakket koloniale geschiedenis
Ook ontwikkelde Heilbron samen met anderen het lespakket Verken onze koloniale erfenis, met een poster, gesprekskaarten en twaalf lessen, die leraren kunnen gebruiken om gesprekken over slavernijgeschiedenis en koloniale geschiedenis te starten in de klas.
Volgens Heilbron denken sommige mensen dat de trans-Atlantische slavernij te lang geleden is om meer aandacht te krijgen. Een misvatting, zegt hij. “Het gaat om de tijd van de ouders van mijn opa. We vieren dit jaar 150 jaar afschaffing van de trans-Atlantische slavernij, maar zo lang geleden is dat dus helemaal niet.”
Dineke Stam en Ineke Mok zoeken naar lokale sporen van de slavernij
![]() |
Ineke Mok en Dineke Stam bij het huis van de Isabella Coymans in Haarlem. Haar familie was actief in de slavenhandel. Mok laat een portret zien van Coymans, geschilderd door Frans Hals. Maartje Geel |
Wie vragen heeft over het lokale slavernijverleden krijgt bij gemeentes, musea en stichtingen vrijwel altijd dezelfde wedervraag. Daarbij maakt het niet uit of het gaat om Tilburg of Gelderland; het antwoord luidt: heb je Dineke Stam of Ineke Mok al gebeld?
Aan tafel bij Stam thuis moeten de twee onderzoekers daar een beetje om lachen. Ja, ze hebben er al een behoorlijke onderzoekscarrière opzitten. Maar meer kennis over het slavernijverleden is ook broodnodig, vinden ze allebei. Stam: “Allerlei mensen worden uit de geschiedenis weggeschreven. Terwijl die mensen wel de geschiedenis hebben gemaakt, net zo goed als de mensen met macht.”
Stam, van huis uit historicus, en Mok, oorspronkelijk neerlandicus, kennen elkaar uit de jaren negentig, toen ze samen bij het Anne Frank Huis werkten. Sindsdien hebben ze samen en apart meerdere boeken, gidsen en educatieve bundels gemaakt over het slavernijverleden. Veel van hun werk richt zich op bepaalde plekken of steden. Zo ook hun nieuwste boek, Haarlemmers en de slavernij, dat onlangs verscheen. Mok: “Het is heel nuttig om kennis aan een plek te koppelen. Dat maakt het gemakkelijker om te begrijpen.” Stam: “Laatst las ik een boekrecensie over de Roemeense schrijver Lola Lafon, die een nacht in het Achterhuis doorbracht. Daarin stond over de Joodse bewoners: ‘de sporen van hun afwezigheid stellen vragen’. Dat is het precies. Sporen uit het verleden zijn een aanwezigheid en een afwezigheid tegelijk.”
Gebrandmerkte Nannie
Haarlemmers en de slavernij kende een lange aanloop: tien jaar geleden begonnen Mok en Stam al samen aan een onderzoek over het slavernijverleden van de stad. Mok: “Eigenlijk vonden we toen al heel veel. Bijvoorbeeld een document over Nannie, een tot slaaf gemaakte vrouw die cadeau werd gedaan aan een huishoudster.” Het document was heel gedetailleerd. “Er stond dat ze met de letters MI gebrandmerkt was. En wat ze had gekost.”
Maar ondanks dat de sporen zo duidelijk waren, was er nog veel ‘onwennigheid’, zoals Stam het noemt. “Musea zeiden: nee, wij hebben niets over slavernij.” Dat is nu wel veranderd, en dat is maar goed ook, vinden ze. Vooral omdat voor nazaten de geschiedenis vaak nog erg dichtbij is. Mok: “Toen we begonnen in Haarlem hielden we een open avond waar ook veel Antilliaanse Haarlemmers kwamen. Eén van hen zei toen: als nazaat weet je gewoon niet wie je bent. Dat waren mensen van in de zeventig. Het is me altijd bijgebleven.”
Familiearchieven
Mok: “De geschiedenis laat mij niet onbewogen. Zeker niet als je je de wereld voorstelt achter de archiefbronnen, achter de kasboeken. Daarin wil ik de lezer meenemen. Maar bij ieder document, ieder plaatje zeggen: wat was het vreselijk, daar ben ik niet voor.” Ze wil wel nieuwe vertelvormen vinden. Het stripboek dat ze maakte over de tot slaafgemaakte Quaco was bijvoorbeeld vanuit hemzelf, in de ik-vorm verteld. Stam: “Als je alleen vertelt wat mensen met de slavernij hebben verdiend, dan is dat eigenlijk misleiding. Je vertelt niet het hele verhaal. Dat gebeurt pas als je óók vertelt hoe de tot slaaf gemaakten wisten te overleven .”
Als witte onderzoekers hebben ze een andere positie dan mensen die afstammen van tot slaaf gemaakten, denken ze. Stam: “Het is heel erg, maar wij worden minder snel gezien als boos.” Mok: “Maar dat zijn we af en toe wel degelijk. Over het racisme dat nog steeds bestaat in Nederland.” Stam: “Met hoeveel geweld activisten van kleur worden geconfronteerd is onverteerbaar.” Iets anders moet Ineke Mok ook nog van het hart. “Sommige families hebben nog steeds archieven over slavernij in bezit. Deel die, maak ze openbaar. Mensen hebben er zoveel belang bij om te weten waar ze vandaan komen.”
Bron
Reacties
Een reactie posten