Roy Groenberg: ‘Ik zie racisme toch vooral als een probleem van de witte Nederlanders’

Eerst waren er excuses, straks is het feest. Op 1 juli, Keti Koti, wordt herdacht en gevierd dat 150 jaar geleden de slavernij in praktijk werd afgeschaft. In een korte interviewserie laat Het Parool betrokken Amsterdammers aan het woord. Vandaag aflevering 4: Roy Groenberg van stichting Eer en Herstel



Vanaf de jaren negentig bond Roy Groenberg van stichting Eer en Herstel publiekelijk de strijd aan met de negerzoenen van fabrikant Buy   📸  Arie Kievit

Elk jaar wordt op 1 juni in Amsterdam een memre waka  gehouden, een herdenkingstocht naar het adres Herengracht 502. Tegenwoordig de ambtswoning van de burgemeester, in de zeventiende eeuw het huis van de koopman en slavenhandelaar Paulus Godin.

Wat in 2011 begon als een kleinschalige demonstratie is door de jaren heen uitgegroeid tot de officiële aftrap van de Keti Koti-maand. “Het wordt steeds groter,” zegt voorzitter Roy Groenberg van de organiserende stichting Eer en Herstel. “De burgemeester is er sinds enkele jaren ook bij. De eerste keer zijn we gewoon met een groepje de straat opgegaan. Nu vragen we netjes een vergunning aan.”

Wat was de gedachte achter de eerste memre waka?

“We wilden de betrokkenheid vergroten bij het onderwerp slavernij. Om dat te bereiken, moet je de aandacht trekken. Dat deden we met een tocht door de stad. Het slavernijverleden is te groot om op één dag per jaar af te handelen. In de maand juni organiseren we daarom activiteiten zoals lezingen en excursies om de kennis te vergroten.”

“Er is nu veel belangstelling voor het koloniaal verleden, maar dat was tien jaar geleden nog heel anders. Het besef begint nu door te dringen dat Nederland inderdaad een slavernijverleden heeft. Wanneer je daar vroeger over begon, werd je in de hoek gezet als een gekke henkie. Dat heeft me nooit gestoord. Ingewikkelde zaken hebben tijd nodig. Als je een boom plant, duurt het even voor hij gaat bloeien.”

En nu zijn er excuses. Van de banken, van het stadsbestuur, zelfs van de premier.

“Het heeft lang geduurd. Ik weet niet waarom Hollanders het toch zo moeilijk vinden om toe te geven dat ze iets verkeerd hebben gedaan. Surinamers zijn ook koppig, maar als een probleem de onderlinge verhoudingen dreigt te verpesten, kunnen we ook sorry zeggen. Die excuses zelf zeggen me trouwens niet zo veel. Excuses zijn voor mij nooit een doel op zich geweest. Het gaat om de positie en de ontwikkeling van de Afro-Nederlanders.”

Uw stichting Eer en Herstel wordt vaak omschreven als een grassrootsorganisatie. Wat betekent dat?

“De grassroot is de wortel. De term staat voor de basis, voor de beweging van onderop. Ook voor het slavernijdebat geldt dat de belangrijke besluiten doorgaans worden genomen door mensen die op de universiteit hebben gezeten. De bobo’s, zoals Ruud Gullit hen noemde.”

“Dat hoeft niet per se slecht te zijn, maar het is belangrijk dat ook de opvattingen en de visie van de andere Afro-Nederlanders worden gehoord. Zeker als het om de eeuwenoude cultuur van onze voorouders gaat, zit daar veel kennis en wijsheid die je op de universiteit niet kunt leren.”

Die voorouders zijn nadrukkelijk aanwezig als het over slavenhandel en slavernij gaat. Alsof ze over de schouders meeluisteren en meekijken.

“Dat is onderdeel van de cultuur. Hollanders hebben kennis van hun stamboom, wij dragen de voorouders in ons mee. Zij zijn onze oorsprong, zonder hen zouden wij er niet zijn. Dat houdt in dat we hen ook met eerbied en respect moeten behandelen.”

“En rekening met hen moeten houden als er belangrijke besluiten moeten worden genomen. Dat maakt het slavernijverleden voor veel mensen ook zo’n beladen onderwerp. Het is iets van vroeger, maar vanwege onze band met onze voorouders ook iets van ons, iets van nu.”

Die verantwoordelijkheid voelt de 69-jarige Groenberg ook. Hij organiseerde uitstapjes voor de achterban naar het slavernijmonument in Middelburg en, samen met de in 2019 overleden Perez Jong Loy, excursies naar Ouderkerk aan de Amstel voor de jaarlijks herdenking bij het graf van de zwarte slaaf Elieser

Geregeld ontpopt de vroegere sociaal-cultureel werker zich ook als activist. Vanaf de jaren negentig bond hij publiekelijk de strijd aan met de negerzoenen van fabrikant Buys. Groenberg werd aanvankelijk overladen met hoon, maar in 2006 kreeg de lekkernij een nieuwe naam: Buys zoen. En buiten de medewerkers van omroep Ongehoord Nederland is er tegenwoordig vrijwel niemand te vinden die het n-woord nog gebruikt.

U spant zich al een halve eeuw in voor de Afro-Surinaamse gemeenschap. Wat beweegt u?
“Ik was als jongen in Suriname al politiek actief. Ik organiseerde voetbalwedstrijden, wandelmarsen, van alles. Maar ik was ook onhebbelijk en brutaal. Mijn oudste zus woonde in de Bijlmer en liet mij overkomen. Dat was in 1973. Ik moest hier op eigen benen staan en dat heeft me goed gedaan. Ik kwam woensdag aan met het vliegtuig en kon maandag aan het werk bij Ford aan de Hemweg. Ik voelde me welkom. Ik mocht er zijn.”

U bent een van de medeoprichters van Podium Kwakoe, het jongerencentrum van waaruit het Kwakoe Festival is ontstaan.
“Podium Kwakoe is in 1975 opgericht, een dag voor de onafhankelijkheid van Suriname. Dat gebeurde vanuit het welzijnswerk. De jongeren in de Bijlmer werden aan hun lot overgelaten. We kregen met een groepje de ruimte om te beginnen.”

“Ik heb in die tijd veel geleerd van mensen als Harald Axwijk, Dennis Rust en Chas Warning. Het accent van de activiteiten lag op bewustwording en ontwikkeling. Dat richtte zich met name op de toekomst van het nieuwe Suriname. Het koloniaal verleden kwam af en toe wel ter sprake, maar speelde nog geen grote rol.”

De komst van de grote groep Surinamers werkte ook discriminatie en racisme in de hand. De Centrumpartij pleitte voor terugkeer naar Suriname.
“Hans Janmaat wilde ons geld geven om terug te keren. Hij heeft in de jaren tachtig nog een keer gesproken in de Bijlmer. Dat was in Ganzenhoef. Ik zat samen met Roy Ristic in de zaal, hij rust in vrede. Die bijeenkomst werd verstoord door demonstranten. Dat vond ik jammer.”

“Roy en ik hadden eerlijk gezegd wel waardering voor Janmaat. Hij wond er geen doekjes om en was tenminste open en eerlijk over zijn standpunten. Andere zogenaamd fatsoenlijke partijen sympathiseerden dan wel met de Surinamers, maar die steun bleek later weinig waard. Het Surinaamse welzijnswerk in de Bijlmer is niet door de Centrumpartij afgebroken.”

In het debat over Zwarte Piet stak het racisme opnieuw de kop op. Ook dat is niet veranderd in vijftig jaar tijd.
“Ik zie racisme toch vooral als een probleem van de witte Nederlanders. Het is aan hen om er iets aan te doen. De groep racisten wordt volgens mij ook niet groter. Het lijkt misschien soms zo door de komst van sociale media, maar die geven een vertekend beeld.”

“Ik ken de Nederlanders niet als kleingeestig. En, er mág natuurlijk van mening worden verschild over zaken die met het koloniaal verleden te maken hebben. Dat houdt de boel levendig en spannend. En wat het slavernijverleden betreft: die geest is uit de fles en gaat er niet meer in terug. In Suriname hebben we een gezegde: je kunt grootmoeder opsluiten in de kamer, maar haar gekuch zal het bezoek verraden dat ze thuis is.”

CV

Roy ‘Kaikusi’ Groenberg werd geboren op 25 juni 1953 in Paramaribo. Hij kwam in 1973 naar Nederland. Hij volgde een opleiding als sociaal-cultureel werker en was in 1975 een van de oprichter van Podium Kwakoe, het centrum voor Surinaamse jongeren in Zuidoost. Hij had zitting in het Bijlmer Adviesorgaan, de voorloper van de stadsdeelraad. Sinds 1997 is hij voorzitter van de stichting Eer en Herstel.

Bron



Parool 20-05-2023 Roy Groenberg: ‘Ik zie racisme toch vooral als een probleem van de witte Nederlanders’

















Reacties

Populaire posts van deze blog

Hindostanen in de Nederlandse koloniale geschiedenis: Ongezien, ongehoord update 16-06-2023, update 22-07-2023

Om discriminatie binnen de politie aan te pakken, moet Jan met de pet ook meedoen

FD Oeso: Nederland moet deur openzetten voor vakkrachten van buiten de EU